Biografie Paul Celan

Netanyahu leest het gedicht Todesfuge tijdens expositie Architecture of Murder in Yad Vashem (2010).

Impact

Celans leven en werk hebben veel mensen geïnspireerd; vooral wetenschappers, filosofen, theologen en kunstenaars (dichters, schrijvers, theatermakers, schilders en musici, met name componisten). Bronnen van hun inspiratie zijn bovenal de gedichten. Opmerkelijk genoeg worden die vaak verbonden met Celans levensloop of met zijn poëtica, d.w.z. zijn visie op de rol van het gedicht. Want wat doorgaans voor de literatuur een wet is – dat de literaire ik niet identiek is met de auteur – geldt niet voor Paul Celan en zijn gedichten. Voor hem is het gedicht geen nabootsing van de werkelijkheid of een in scène gezet tafereel, maar een poging tot gesprek van de dichter Paul Celan met de lezer. Daarom zijn alle gedichten van Celan in de ‘ik’- en ‘jij’-vorm geschreven (alleen bij uitzondering komt er een ‘hij’ voor, en dat is dan ‘de man’, de kampbewaker). Bij het hardop voorlezen van het gedicht spreekt dus de lezer een ‘jij’ en ‘ik’ uit. Dan ontstaat de vraag wie nu bedoeld is met ‘ik’ of ‘jij’; de dichter Celan of de lezer? Deze samenhang tussen de persoon Paul Celan, de woorden van zijn gedicht en de spreekwijze van het gedicht (dat een gesprek suggereert) heeft tot gevolg dat de lezer het appèl voelt om te antwoorden. Alleen zo lijkt de ongeëvenaard omvangrijke en veelzijdige weerklank van Celans werk te verklaren.

Wetenschappers

Celan behoort tot de meest bestudeerde en becommentarieerde Duitse schrijvers. Wanneer men bedenkt dat hij in een bestek van 33 jaar naar schatting 800 gedichten heeft voltooid, is het verbazingwekkend dat dit oeuvre tot duizenden publicaties heeft geleid. Naast een uitgave van zijn werk in 11 losse bundels bestaan er uitgaven in twee delen, in 7, in 10 en in meer dan 20 delen, waarbij de gedichten steeds specifieker in al hun (voor)versies worden gepresenteerd. De gedichten zijn in vele talen vertaald, terwijl het aantal artikelen en boeken over de gedichten de duizendtallen overschrijdt. Opmerkelijk is dat naast literatuurwetenschappelijke studies vooral filosofen en theologen zich aan Celans werk wijden. Grote namen als Heidegger, Gadamer, Pöggeler, Derrida, Ricoeur en Levinas, met wie Celan soms persoonlijk contact heeft gehad, hebben zich over zijn werk uitgelaten, wat weer leidde tot proefschriften over filosofische en theologische thema’s in Celans werk, van politiek engagement tot en met religieuze mystiek.

In Nederland groeit de belangstelling voor Celan met name vanaf 1985. Aan nagenoeg alle universiteiten wordt dan het werk van Celan bestudeerd: Odile Heynders in Tilburg, Wiel Kusters in Maastricht, Cor Jellema en Henk Harbers in Groningen, Ton Naaijkens, Jan Gielkens en Ewout van der Knaap in Utrecht, F.W. Korsten in Leiden, A.W. Prins in Rotterdam, Elisabeth Hense en Paul Sars in Nijmegen. In 1990 richten Paul Hoogenberk, Odile Heynders en Paul Sars met toestemming van Gisèle Celan-Lestrange het Celan-Genootschap op, dat door middel van Nederlandse vertalingen van Celans gedichten met bijbehorende themaboeken ‘Meridianen’ (vier jaargangen) en door lezingenavonden belangstelling weet te wekken voor Celans werk.

Voor de Duitse cultuur en de bestudering daarvan is Celan een uitzonderlijk fenomeen. In handboeken literatuurgeschiedenis laat men de ‘Stunde Null’, het tijdperk na 12 jaar nazi-periode, veelal beginnen met Todesfuge, het eerste gedicht na Auschwitz en tevens een gedicht óver Auschwitz. Maar Celans impact is groter: Het veelgebruikte boek ‘Een nieuwe geschiedenis van de Duitse literatuur’ (1999, 1200 bladzijden) van David Wellbery opent met een Celan-citaat als basis voor een nieuwe manier om met literatuur om te gaan. Celans literatuuropvatting als dateerbare ervaring, als persoonlijk gesprek en ingrijpende gebeurtenis wordt hier toegepast op meer dan 2000 jaar Duitse literatuur- en cultuurgeschiedenis. Alsof Celan niet alleen een nieuwe spreekwijze in de poëzie heeft geïntroduceerd, maar ook onze omgang met literatuur na de 20ste eeuw überhaupt opnieuw heeft gedefinieerd.

Dichters

Kunstenaars hebben zeer diverse omgangsvormen met Paul Celan en zijn werk ontwikkeld. Dichters en schrijvers citeren zijn werk of refereren aan zijn levensloop, met name aan het trieste einde door zelfdoding. Celan mag dan niet bij het grote publiek bekend zijn, hij is – net als de vooral bij ingewijden bekende Hölderlin – een poets poet (een vooral voor ingewijde dichters toegankelijke dichter), tot wie elk zichzelf respecterend dichter zich op z’n minst impliciet behoort te verhouden. Daarbij melden meerdere dichters dat Celans poëzie ook beklemmend kan werken en dat zijn stijl zo overheersend kan worden dat die het eigen werk kan beïnvloeden, zoals Nederlandse dichters als Hans Faverey, C.O. Jellema en Frans Budé aangeven. Voor anderen is vooral de persoon Celan een icoon naar wiens dichterschap zij kunnen verwijzen, zoals bij Hans Tentije, Leonard Nolens, J. Bernlef, Jan Kuijper, Marion Bloem. Schrijver A.F.Th. van der Heijden citeert Todesfuge in ‘Asbestemming’, de roman over de dood van zijn vader, zoals Frans Thomèse in ‘Schaduwkind’ naar Celan verwijst, terwijl Arnon Grunberg in ‘Met huid en haar’ enkele holocaustwetenschappers laat verwijzen naar de correspondentie tussen Celan en Bachmann.

Componisten

Wereldwijd zijn meerdere gedichten op muziek gezet, maar het lijkt er op dat die vertolkingen niet het grote publiek weten te bereiken, wat wellicht ook met Celans stijl, die zich misschien moeilijk voor populaire liedvormen leent, te maken heeft. Een uitzondering is het door de Amerikaan Michel Nymann gecomponeerde ‘Songbook’, met door Ute Lemper gezongen Celan-teksten, die vaker ten gehore worden gebracht. In Nederland zingen de sopraan Francine van der Heijden en de mezzosopraan Antje Lohse teksten van Celan, terwijl componist Robert Heppener het gedicht Stimmen op muziek heeft gezet, met succesvolle uitvoeringen in Maastricht en Nijmegen. De Todesfuge-compositie van de DDR-componist Tilo Medek uit 1966 ontvangt in Nederland een prijs, en mede op instigatie van Diet Kloos zet de Nederlandse componist Wim Dirriwachter Todesfuge in 1973 op muziek, met uitvoeringen in Utrecht en Groningen. Eerder al probeert componist Jaap Geraedts Todesfuge op muziek te zetten: Hij vraagt Celan in 1957 om een tekst, die als basis voor een door hem te componeren oratorium ‘Psalm 1943’ kan dienen. Celan antwoordt dat hij op dat moment niet opgewassen is tegen de druk die een dergelijke tekst van hem vergt, waarop Geraedts een voorzichtige poging doet met Todesfuge, maar daar korte tijd later van afziet, omdat hij zich niet in staat acht een dergelijk gedicht in een compositie te vatten. In 1957 was de tijd kennelijk nog niet rijp voor het beoogde oratorium. In 2020 lijkt dat anders: Opmerkelijk zijn de vele uitvoeringen van Todesfuge op internet, variërend een voordracht met gitaarbegeleiding door Kurt Aufwurt (2015) tot een compositie door de band Koraktor (2017).

Beeldend kunstenaars

Waarschijnlijk zijn het de beeldend kunstenaars die het meest bijdragen tot Celans naam en faam. Imposant zijn alleen al door hun reusachtige omvang van soms 3 x 2 meter de doeken van Anselm Kiefer (1945), een in Frankrijk levende Duitse kunstenaar, die met grote letters dwars door zijn schilderijen versregels uit Todesfuge als ‘dein goldenes Haar Margarete’ of ‘dein aschenes Haar Sulamith’ schrijft. Een nog gedetailleerdere verbeelding van Todesfuge geeft de Israëlisch-Nederlandse kunstenaar Joseph Semah (1948) in 72 samenhangende beeldwerken, met namen als ‘tango1’ en ‘celan4’. Semah legt in zijn werk ook de verbinding van Celan met de Portugees-Nederlandse filosoof Spinoza, aan wie Celan in zijn gedichten vaker refereert en wiens geboorteplek aan het Waterlooplein in Amsterdam hij in 1964 samen met zijn vrouw Gisèle bezoekt. Op vergelijkbare wijze brengt de in Tsjechië geboren Nederlandse kunstenares Helly Oestreicher (1936) diverse verbindingslijnen samen, wanneer ze in opdracht van het Joods-Historisch Museum de installatie voor de presentatie van het originele typoscript van Todesfuge verzorgt voor de expositie ‘Een graf in de wolken’ (september 2020-mei 2021): het kunstwerk verbindt in de geest van Celans ‘Meridianen’ diverse tijden, plaatsen en gebeurtenissen. Eerder maakt Helly Oestreicher een ‘Hommage aan Paul Celan’ en vervaardigt ze 40 litho’s (steendrukken) bij 10 gedichten van Celan. De door Celan gezochte verbinding met de waanzinnig geworden dichter Hölderlin (1770-1843) wordt mede verbeeld in een serie werken door beeldend kunstenaar Frank van Hemert (1958), die ook workshops rondom Celan heeft verzorgd. Wellicht lenen de versregels van Celan zich bijzonder goed ter inspiratie van beeldend kunstenaars; feit is dat de titels die Celan verzorgt bij de etsen van zijn vrouw Gisèle soms versregels lijken.

Politiek en poëtica

Er zijn proefschriften gewijd aan de politieke denkbeelden in Celans werk en de maatschappelijke impact daarvan. Men kan daarbij denken aan gedichten die refereren aan de Spaanse burgeroorlog, de Stalinistische zuiveringen, de Franse Revolutie of de Studentenopstanden in het Parijs rond 1965. Bovendien worden Celans gedichten zelf ingezet als wapen in de strijd, bijvoorbeeld wanneer er met een versregel als ‘der Tod ist ein Meister aus Deutschland’ wordt gedemonstreerd tegen Duitse wapenleveranties aan verdachte landen. Bij de herdenking van de pogrom van de ‘Reichskristallnacht’ (1938) draagt de joodse actrice Ida Ehre in 1988 Todesfuge voor in de Duitse Bondsdag. Wanneer Bondsdagvoorzitter Phillip Jenninger vervolgens een ingewikkelde rede houdt waarin hij nazi-jargon nabootst moet hij aftreden, ook omdat het geen pas geeft een dergelijke toon aan te slaan wanneer kort tevoren Todesfuge heeft weerklonken. Dit gedicht is een politiek of maatschappelijk icoon geworden. Dat geldt ook wanneer het gedicht in 2010 bij gelegenheid van Shoah-herdenkingen wordt geëxposeerd in Yad Vashem in Israël en in het gebouw van de Verenigde Naties in New York. Door die impact kan Todesfuge ook een gehele tentoonstelling als ‘Een graf in de wolken’ in het Joods Historisch Museum dragen. Het gedicht is bekender dan zijn dichter. En de opgeroepen betekenissen laten diepere sporen in de lezer na dan de woorden op zichzelf.

Dit inzicht in de kracht van het gedicht behoort tot de impact van Celans dichterschap: De woorden van het gedicht, zoals de dichter die heeft geschreven, blijven onveranderlijk op papier bestaan, maar hun precieze betekenis ontstaat bij het lezen, in een gesprek dat de lezer aangaat met de dichter Celan, een gesprek dat zijn schaduw vooruitwerpt op alle volgende gesprekken. En omdat de omgeving, de plaatsen en de tijden van lezen, telkens veranderen, zullen ook de betekenissen steeds veranderen. Zo wordt het gedicht een levend organisme van betekenissen, die in de ontmoeting met de lezer ook telkens weer andere betekenissen oproept. Op dat moment, zo zegt Celan in zijn poëtica, koerst het gedicht aan; het is gericht op de toekomstige ontmoeting met de lezer.