Biografie Paul Celan

Overzicht dichtbundels Paul Celan.

Belangrijkste data

1920
Op 23 november geboren als Paul (Pessach) Antschel, zoon van de Duitstalige Joden Leo Antschel (1890-1942) en Friederike Schrager (1895-1942) in Czernowitz. Hij heeft de Roemeense nationaliteit.

1933
Paul Antschel bezoekt de Duitstalige basisschool, volgt thuis extra Hebreeuwse les, tot aan zijn bar mitswa. Als cadeau krijgt hij bij zijn bar mitswa (‘confirmatie’) van vrienden van zijn ouders een in blauw leer gebonden uitgave van Goethes ‘Faust’, het oudste (eerste) boek uit Celans bewaard gebleven bibliotheek.
Door toenemend antisemitisme moet Paul het Duitstalige elitegymnasium verwisselen voor het Roemeenstalige Lyceum.

1938
In het Franse plaatsje Tours volgt Paul een voorbereidend studiejaar Medicijnen, omdat  Joden elders niet of slechts beperkt tot studies worden toegelaten. Juist in de nacht van 9 op 10 november reist hij per trein van Czernowitz naar Parijs, via Berlijn, waar dan de ‘Reichskristallnacht’ plaatsvindt.

1942
Nadat de nazi’s op 5 juli 1941 Czernowitz hebben bezet begint de Jodenvervolging. Wanneer de deportaties beginnen duikt Paul onder. Zijn ouders worden gedeporteerd naar het concentratiekamp Michailovka in de Oekraïne: zijn vader sterft aan tyfus en zijn moeder wordt door een nekschot vermoord.
Paul wordt als dwangarbeider te werk gesteld in kampen als Radazini, Falticeni en Tabaresti (van juli 1942 tot in februari 1944).

1945
In februari 1944 wordt Paul uit het werkkamp vrijgelaten en keert terug naar Czernowitz. Hij verwerkt de berichten van overlevenden en artikelen uit o.a. Izvestia in het vermoedelijk tussen december 1944 en in mei 1945 geschreven gedicht Todesfuge (aanvankelijk getiteld 'Todesstango'). Met een visum kan Paul in december 1944 naar Boekarest reizen waar hij als vertaler gaat werken.

1947
Eerste publicatie van gedichten in tijdschriften, waarbij hij voor het eerst zijn pseudoniem Paul Celan gebruikt, een anagram van Ancel, de Roemeense spelling van zijn Duitse familienaam Antschel.

1948
Vlucht via Boedapest en Wenen met als uiteindelijke bestemming Parijs. In Wenen ontstaat een hevige liefdesrelatie met Ingeborg Bachmann, een relatie die in 1953 en 1957 weer opbloeit.

1949
Liefdesrelatie met verzetsvrouw Diet Kloos, destijds muziekstudente in Den Haag die een vakantieweek doorbrengt in Parijs. Zij is met 21 jaar de weduwe van verzetsheld Jan Kloos (1919-1945). Tussen augustus 1949 en juli 1950 ontvangt Diet Kloos 12 brieven en drie gedichten van Paul Celan (typoscript van Todesfuge, manuscript en typoscript van Chanson einer Dame im Schatten en manuscript van Rauchtopas)

1950
Afronding van de studie. Huwelijk met Gisèle de Lestrange (1927-1991).

1952
Debuutbundel: ‘Mohn und Gedächtnis’. Dit is het officiële debuut, nadat een eerdere uitgave ‘Der Sand aus den Urnen’ (1948 gedrukt in Wenen in 500 exemplaren) door Celan werd teruggetrokken.

1953
Geboorte van zoon François, die na één dag overlijdt.

1955
Geboorte van zoon Eric.

1957
Briefwisseling met de Nederlandse componist Jaap Geraedts (1924-2003) die, geïnspireerd door Todesfuge, een groot oratorium wil componeren. Celan stuur twee antwoordbrieven.

1960
Georg-Büchner-Preis. Een van de belangrijkste grote Duitse literatuurprijzen. Bij de uitreiking van de prijs houdt Celan zijn beroemde rede ‘Der Meridian’.

1964
Driedaags verblijf in Nederland (23-25 mei), samen met Gisèle Lestrange, met bezoeken aan het Rembrandthuis, het Van Gogh Museum en aan het Waterlooplein in Amsterdam, op zoek naar het afgebroken geboortehuis van Spinoza, waarover Celan o.a. het gedicht Pau, später schrijft. Gisèle Lestrange maakt later een ets die door Celan wordt getiteld: ‘Erinnerung an Holland’.

1965
Toenemende psychische ziekteverschijnselen brengen hem ertoe zijn functie aan de École Normale Supérieure voortijdig te beëindigen. Poging tot moord op zijn echtgenote. In de daaropvolgende weken en jaren meermaals langdurig verblijf in psychiatrische klinieken.

1966
Tweede bezoek aan Nederland, samen met Gisèle Lestrange: bezoeken aan Amsterdam, Rotterdam, Leiden en Den Haag (tussen 7-15 september).

1967
Poging tot zelfmoord met een mes, dat net het hart mist. Vanaf april 1967 woont Celan niet meer bij zoon en echtgenote.

1969
30 september - 17 oktober: Bezoek aan Israël, waar Celan vrienden uit de Boekovina ontmoet. Hij bezoekt met hen vele heilige plaatsen. Ontmoeting met Gershom Scholem. Voordrachten in Jerusalem, Haifa en Tel Aviv. Na terugkeer begin van een zeer ernstige depressie.

1970
Laatste publieke optreden op 21 maart: voordracht van gedichten bij een congres b.g.v. de 200ste geboortedag van Friedrich Hölderlin (20 maart 1970). Bezoek aan de toren waar de dichter Hölderlin bijna 36 jaar lang ‘in zijn waanzin’ heeft geleefd.
Op 25 maart: met vriend Gerhard Baumann bezoek aan het Isenheimer Altaar van Matthias Grünewald in Colmar. Bij het zien van de lijdende Christus zou Celan gezegd hebben: “Es ist genug!”.
In de nacht van 19 op 20 april verlaat Celan zijn woning. Vermoedelijk op 20 april: zelfdoding door verdrinking in de Seine, vanaf Pont Mirabeau. In zijn zakagenda staat op 19 april, geschreven met potlood, dubbel onderstreept met vulpen: “Départ Paul” (Vertrek/Afscheid Paul).
Op 1 mei wordt het lichaam gevonden in de Seine en op 12 mei vindt de begrafenis plaats, zonder religieuze plechtigheid, op het kerkhof Thiais in Parijs.

1991
Gisèle Celan-Lestrange (1927) die sinds 1970 de nalatenschap beheert en vele uitgaven mogelijk heeft gemaakt, overlijdt op 64-jarige leeftijd. Ze wordt begraven bij Paul Celan en zoon François Antschel-Celan.