Biografie Paul Celan

Joodse vluchtelingen lopen over een pas van Oostenrijk naar Italië (1947/1948).

Vlucht uit het Oostblok (1945-1948)

De Boekovina wordt na de oorlog Russisch gebied, deel van de Sovjetstaat Oekraïne. Paul studeert enkele maanden Engels en Russisch, maar bemachtigt met zijn Roemeense paspoort een uitreisvisum voor Boekarest.

Van Paul Antschel naar Paul Celan: Het pseudoniem en anagram Paul Celan

Na aankomst in Boekarest vindt Paul door bemiddeling van Afred Margul Sperber werk als vertaler Russisch-Roemeens. Omdat zijn oorspronkelijke familienaam Antschel in de oren van Roemenen zowel (te) joods als (te) Duits kan aandoen, publiceert hij zijn vertalingen onder pseudoniemen als het Russisch klinkende A. Pavel, het Frans klinkende Paul Aurel of als Paul Ancel, zijn familienaam in Roemeense spelling. Wanneer hij in mei 1947 in het tijdschrift ‘Contemporanul’ Todesfuge publiceert, adviseert Sperbers echtgenote Jetty hem om zijn ‘gewoon’ klinkende naam te vervangen door een artistieker klinkende naam. Samen komen ze tot het anagram Celan, waarin alle letters van zijn familienaam (Antschel) in Roemeense spelling (Ancel) zitten. Vanaf dat moment gebruikt hij alleen nog het pseudoniem en anagram Paul Celan, dat hij later ook als officiële persoonlijke naam gaat voeren, ook na zijn inburgering in Frankrijk. In zijn gedichten verwijst Celan nog wel eens naar zijn oorspronkelijke naam Antschel, bijvoorbeeld door de associatie met ‘Asche’ (‘as’) of wanneer hij met de naam van de dichter Mandelstamm speelt, waarbij volgens vertaler Ton Naaijkens ook ‘Mama Antschel’ hoorbaar wordt.
Over de uitspraak van de naam Celan wordt verschillend gedacht: ‘tsjeelaan’, ‘tjselan’, ‘tselan’ of ‘seelan’. Paul Celan zelf sprak zijn naam in het Duits uit als ‘Tsélaan’ en in het Frans als ‘Selán’.

Omdat Celan hij zich als jood in het naoorlogse Roemenië niet veilig voelt, vlucht hij in december 1947 via Boedapest naar Wenen, waar hij de Oostenrijkse dichteres Ingeborg Bachmann leert kennen. Er ontstaat een hevige liefdesrelatie, maar Celan vreest dat ook Wenen - dat dan ook nog onder Russische invloedssfeer valt - hem geen zeker bestaan zal bieden. Midden juli 1948 reist hij naar Parijs, waar hij zijn verdere leven zal blijven wonen. Tijdens de jaren van vlucht (1945-1948) heeft Paul Celan bijna niets mee kunnen nemen. Een foto van zijn moeder, een in blauw leer gebonden uitgave van ‘Faust’ van Goethe (een cadeau voor zijn Bar Mitswa) en enkele recent geschreven gedichten zijn de schamele bezittingen die hij bij zich heeft. Sommige gedichten die hij in gevangenschap heeft geschreven worden pas na zijn dood in 1970 uit het Oostblok naar het Westen gesmokkeld.